Een arbeidsrechtelijk staartje aan onverstandig en onbegrijpelijk ‘sociaal geleuter op Facebook’

Een arbeidsrechtelijk staartje aan onverstandig en onbegrijpelijk ‘sociaal geleuter op Facebook’

Jensadvocaten Arbeidsrecht, NIEUWS

Op 13 september jl. heeft de Kantonrechter te Maastricht zich gebogen over de vraag of niet al te tactvolle opmerkingen van een ex-werknemer in een Facebook-groep – vlak na het definitief worden van een beëindigingsovereenkomst – ertoe leidt dat deze werknemer een boete verschuldigd is vanwege het werk doen van gerelateerde uitlatingen.

Wat is het geval? Werkgever en werknemer hebben door ondertekening van een zogenaamde vaststellingsovereenkomst op 1 november 2016 hun drie jaren durende arbeidsrelatie per 1 december 2016 beëindigd. Artikel 8 van deze overeenkomst verplicht partijen om zich in het vervolg in het maatschappelijke verkeer zorgvuldig ten opzichte van elkaar te gedragen en zich te onthouden van ‘(mogelijk) negatieve, schadelijke en/of (anderszins) ongunstige uitlatingen over elkander alsmede (ex)collega’s en relaties, alles in de ruimste zin van het woord’. Aan dit gedragsvoorschrift is een boetebepaling gekoppeld, inhoudende een direct opeisbare boete van € 10.000 per overtreding.

Uitlatingen van (ex)werknemer op Facebook in januari 2017 (met ’39 anderen’) zijn voor werkgever aangrijpingspunt geweest het opeisen van een boete van € 10.000 in rechte. Volgens werkgever heeft de (ex)werknemer zich begin januari 2017 meerdere keren negatief uitgelaten over werkgever. Werkgever meent dat sprake is van enige voor haar schadelijke en opruiende berichten. Wat (ex)werknemer uitsprak, was kwetsend en diffamerend voor personen bij werkgever, aldus de werkgever.

Werkgever heeft vervolgens in de gestarte procedure bij de rechter uitlatingen gedaan over (ex)werknemer, die op haar beurt het ongenoegen wekken van (ex)werknemer en volgens hem leiden tot een in verrekening gebrachte tegenvordering van ten minste € 30.000. In zijn verweer relativeert de (ex)werknemer ook zijn uitlatingen op Facebook. Volgens (ex)werknemer kunnen zijn uitlatingen niet als inbreuk op de afspraak in de vaststellingsovereenkomst (voornoemd artikel 8) aangemerkt worden en is een tikfout verantwoordelijk voor de schrijfwijze ‘stelrat’ waar hij ‘Stelrad’ bedoelde te zeggen/schrijven. Verder stelt (ex)werknemer ‘geen onvertogen woord’ geschreven te hebben en was hij niet ‘sarcastisch’, iets waarop bovendien volgens hem ook geen verbod rust. Volgens werknemer is een valse beschuldiging niet geuit en moet de communicatie via Facebook aangeduid worden als ‘een onbenullig gesprekje’ dat geen boete van € 10.000 rechtvaardigt.

De kantonrechter te Maastricht overweegt dat de ontslagkwestie, die met een op 1 november 2016 door partijen ondertekend stuk geregeld leek, klaarblijkelijk aan beide zijden nog steeds een gevoelige snaar raakt. Het beroep dat beide partijen jegens elkaar doen op overtreding van de gedragsbeperking, bewijst dat het niet eenvoudig is het eigen temperament in alle opzichten in bedwang te houden. In ieder geval lukt het de (ex)werknemer noch werkgever klaarblijkelijk gevoeligheden van de ander zodanig te ontzien, dat daar laconiek aan voorbijgegaan wordt, aldus deze rechter. Hoewel de omstandigheden waaronder de wederzijdse uitlatingen gedaan zijn, en waarschijnlijk ook de intentie en/of de inhoud ervan, niet vergelijkbaar zijn, toont het feit dat de behoefte tot het doen van uitlatingen die de wederpartij direct of indirect betreffen, onbedwingbaar is.

Vervolgens, zo stelt deze rechter, staan nu twee claims tegenover elkaar die elk voor zich een letterlijke basis in het aan elkaar opgelegde verbod zou kunnen vinden. In het ene geval laat de (ex)werknemer zich verleiden om in het wel heel erg compacte (zij het ook voor buitenstaanders die dit per se willen, toegankelijke) ‘sociale verkeer’ van een Facebook-vriendengroep van in totaal 39 personen soms niet al te tactvolle opmerkingen te maken, waaruit echter voor geen buitenstaander kenbaar is waarover het gaat. Hoe onverstandig en onbegrijpelijk dit sociale geleuter op Facebook ook hier weer uitpakt, volgens de rechter valt niet vol te houden dat werkgever en haar werknemers dan wel relaties zich aan deze tamelijk onbenullige uitwisseling van praatzieke babbelaars een buil zou kunnen vallen. Voor het vervallen achten van een boete van liefst €10.000 is waarlijk meer nodig dan het feit dat werkgever mogelijk bij toeval, maar wellicht door daar zonder noodzaak naar op te zoek te gaan, gestuit is op deze vrij kinderachtige uitwisseling van weinig diepzinnige maar op zichzelf onschadelijke gedachten van een of meer ex-werknemers op Facebook. Op zijn minst had van werkgever verwacht mogen worden dat zij bij een zo vergaande claim als de onderhavige feitelijke onderbouwing gegeven had aan de veronderstelling dat hier sprake was van voor haar negatief, ongunstig en bovenal schadelijk optreden van. Nu daarvan niet gebleken is, wordt de vordering van werkgever afgewezen.

Dit heerlijke proza van de Maastrichtse rechter staat hier: “https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2017:8716″>

Deze rechter vond evident dat de werkgever hier onterecht of te teerhartig viel over uitlatingen op Facebook door de (ex)werknemer. Dit neemt niet weg dat ook (ex)werknemers er goed aan doen het adagium ‘denken vóór delen!’ in acht te nemen om verder gesoebat en rechtszaken te voorkomen.

Mr. Sascha I. Janssen, partner bij JENS advocaten