Hoe bereken je de waarde van de (uit te betalen) vakantiedagen?

Jensadvocaten Arbeidsrecht, NIEUWS

Bij de berekening van de vergoeding (bij einde dienstverband) voor niet genoten vakantiedagen blijken veel werkgevers vaak alleen het basissalaris van de werknemer vermeerderd met 8% vakantietoeslag tot uitgangpunt te nemen. Dit is echter niet altijd correct en kan leiden tot loonvorderingen van (ex)werknemers.

Artikel 7:641 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat dat de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen ‘gelijk moet zijn aan het bedrag van het laatstverdiende loon over de periode overeenkomstig de nog openstaande vakantie.’ Eenvoudiger gezegd: één vakantiedag is één dag loon waard. Maar wat valt nu onder ‘het laatstverdiende loon’? Dit wordt in de wet niet verder toegelicht. Volgens de Hoge Raad moet onder het laatstverdiende loon worden verstaan ‘het gehele tussen werkgever en werknemer overeengekomen loon’. Maar welke emolumenten vallen daar dan onder?

Op 28 februari jl. heeft de kantonrechter te Groningen zich nader uitgesproken over de berekening van de waarde van een vakantiedag. Een werknemer had bezwaar gemaakt tegen de eindafrekening door (ex)werkgever. Volgens de werknemer dienen de gemiddelde bonus over de jaren 2011 tot en met 2013 en ook het werkgeversdeel van de pensioenpremie te worden meegenomen in de berekening van de waarde van de nog uit te betalen vakantiedagen. De werkgever stelt op zijn beurt dat het werkgeversdeel pensioenpremie en de bonus niet behoren tot het loon. De Groningse rechter stelt werknemer in het gelijk en overweegt dat de pensioenpremie die de werkgever aan de pensioenuitvoerder verschuldigd is, een component vormt die samenhangt met de taken van de werknemer. Het ligt voor de hand om in dat geval ook de pensioenpremie mee te tellen bij de bepaling van het vakantieloon, omdat de werkgever, óók als de werknemer zijn vakantiedagen tijdens dienstverband zou hebben opgenomen, pensioenpremie over het loon had moeten betalen. In zoverre mag de werknemer niet in een meer nadelige positie raken door het niet opgenomen hebben van de vakantiedagen. De werkgeverspremie heeft – ondanks dat het geen loon in letterlijke betekenis is – een bepaalde waarde en is daarom volgens deze rechter (overigens in navolging van een Amsterdamse kantonrechter) ook onderdeel van het (ruime) loonbegrip dat de Hoge Raad hanteert. Tussen partijen staat voorts vast dat via de eindafrekening die de werknemer heeft ontvangen een bonus op basis van de gemiddelde bonus over de jaren 2011, 2012 en 2013 is vergoed. De bonussen waren afhankelijk van de inspanningen van de werknemer en stonden in rechtstreeks verband met de activiteiten van de werknemer in het bedrijf. De werknemer heeft in elk geval vanaf 2006 jaarlijks bonussen ontvangen en zij maken volgens deze rechter dan ook onderdeel uit van het reguliere loon en moeten meegeteld worden bij de vaststelling van het vakantieloon.

Let op, in eerdere rechtspraak is al vastgesteld door andere rechters dat een dertiende maand, onregelmatigheidstoeslag en een ploegentoeslag ook in de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen moet worden betrokken.

Conclusie:
Samenvattend, in de berekening van de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen moeten afhankelijk van de feitelijke situatie dus meegenomen worden:

  • loon
  • vakantietoeslag
  • ploegentoeslag
  • onregelmatigheidstoeslag
  • 13e maand
  • bonussen die gerelateerd zijn geweest aan de inspanningen van de werknemer en in rechtstreeks verband staan met de activiteiten van de werknemer in het bedrijf en stelselmatig zijn uitgekeerd
  • het werkgeversdeel pensioenpremie (al zijn er juristen die hierbij vraagtekens plaatsen onder meer omdat de werknemer zijn pensioendeelneming door de uitdiensttreding niet zal voortzetten, waardoor het werkgeversdeel pensioenpremie vanaf datum uitdiensttreding geen pensioenbestemming kent).